kan omgaan met verschillen

Omgaan en rekening houden met verschillen wordt ook wel differentiëren genoemd. Voor ons is de definitie van differentiëren: cursisten de gelegenheid geven zich binnen een groep met verschillende snelheid en niveau optimaal te laten ontwikkelen op schaatsgebied. Dit pakken we aan op les-organisatie, de schaatsbeweging (methodiek) en de manier waarop je de schaatsbeweging kunt aanleren (didactiek). 

Les-organisatie
Het is essentieel dat mensen niet allemaal evenveel ronden schaatsen. Er is vaak een groot verschil tussen je cursisten op het gebied van snelheid door verschillen in techniek, conditie en kracht. Daarom: Geef daarom altijd een opdracht waarin de snellen meer afstand schaatsen dan de minder snellen. Zodat iedereen in een gelijke mate fysiek belast wordt.

Methodiek: De schaatsbeweging
Waarschijnlijk lopen niveauverschillen binnen de groepen al vrij snel uiteen. Dat is prima. Het is bijna ondoenlijk om iedereen aparte opdrachten te geven. Wat kun je wel doen? Kies een rode draad van opdrachten in de les en geef bij een aantal opdrachten een iets moeilijker/meer verdiepende opdracht aan diegenen die vinden dat ze dat aan kunnen. Heel af en toe kunnen de technisch minderen een iets vereenvoudigde opdracht doen. Door hier mee te variëren kun de cursisten in ieder geval het gevoel hebben “op maat les te krijgen”.

Didactiek: Hoe de schaatsbeweging aan te leren
Niet iedereen leert op dezelfde manier of vindt het prettig om op dezelfde manier aangesproken te worden. Daarom mag (moet) er ook daarin gedifferentieerd worden. Ga hierbij uit van de volgende rode draad: gestructureerd lesgeven met een goede, duidelijke verantwoording van de opdrachten. Daar hebben alle cursisten wat aan. Vervolgens kan je gaan differentiëren waar nodig. 
Zijn cursisten angstig, dan is het zaak veel dezelfde opdrachten te blijven geven en vooral te bevestigen en complimenteren. Aan de andere kant zijn er de meer ongeduldige cursisten. Voor deze groep is het goed af en toe een meer uitdagend aspect in de opdracht te bouwen. Zeker ook bij jeugd groepen moet je didactisch differentiëren. Dit kan je bijvoorbeeld doen door bepaalde kinderen juist wel of niet uit te kiezen om tikker te zijn, een kind wat vaker of langer een handje te geven of iemand een keer iets voor te laten doen. 

Het gaat erom dat je bij personen de juiste snaar weet te raken. Een lesgroep bestaat uiteraard uit circa 15 verschillende personen die allen een andere aanpak nodig hebben. Uiteindelijk sta je niet voor een uniforme eenheid, maar een groep individuen.