Week 10
Een mogelijke opbouw van lessen
(altijd mogelijk aan te passen aan je groep)
- Veel aandacht aan balans, stabiliteit
- Vanuit balans naar ritme, remmen
- Vanuit balans en ritme naar timing(vanaf 7-8)
- Vanuit balans en ritme naar timing naar houding
- Vanuit houding naar ritme
- Vanuit ritme naar balans en houding(5-6) en vanuit ritme naar balans/stabiliteit bocht (7-8 en verder).
- Frequentie en ritme(5-6) en vanuit frequentie en ritme naar balans/stabiliteit bocht (7-8 en verder).
- Vanuit ritme naar houding en balans
- Remmen keren starten en.. Sinterklaas week natuurlijk
- Timing en houding
Les
5-6 Timing en houding
Opdrachten die je hiervoor goed kunt gebruiken zijn:
- Schaatsen met je handen op je knieën of je handen naast je knieën (billen moeten naar beneden).
- Of zelfs; schaats met je handen achter je knieën(of een beschermer achter). Wel steeds op één schaats tegelijk staan.
- Als een vliegtuig (met de armen wijd). Als het vliegtuig daalt gaan we extra diep zitten, stijgt het weer dan mogen we weer wat meer rechtop.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Verschillende start vormpjes(als echte wedstrijdschaatsers).
- Stukje zo hard mogelijk schaatsen
7-8 Timing en houding + houding bocht
Opdrachten die je hiervoor goed kunt gebruiken zijn:
- Schaats met je handen achter je knieën(of een beschermer achter). Wel steeds op één schaats tegelijk staan.
- Als een vliegtuig (met de armen wijd). Als het vliegtuig daalt gaan we extra diep zitten, stijgt het weer dan mogen we weer wat meer rechtop.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Verschillende start vormpjes(als echte wedstrijdschaatsers).
- Stukje zo hard mogelijk schaatsen
- In de slag van je voorganger.
- Bocht; linkerhand bij je linker knie houden
- Bocht; schaatsen in vast ritme li-re-onderdoor-overheen.
9-11 Timing en houding + houding bocht
Opdrachten die je hiervoor goed kunt gebruiken zijn:
- Schaats met je handen achter je knieën(of een beschermer achter). Wel steeds op één schaats tegelijk staan.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Verschillende start vormpjes(als echte wedstrijdschaatsers).
- Stukje zo hard mogelijk schaatsen
- In de slag van je voorganger.
- Bocht; linkerhand bij je linker knie houden
- Bocht; schaatsen in vast ritme li-re-onderdoor-overheen.
- Tweetal vorm: langzaam schaatsen paar meter achter elkaar. Voorste sprint weg, achterste reageert. Tot de bocht.