middengroepers
Je zou cursisten uit de middengroep kunnen beschrijven als schaatsers die al wel lekker (door) kunnen rijden, maar nog niet in staat zijn om te “spelen” met hun technische vaardigheid. Dit verklapt misschien ook wel meteen het doel voor de instructeur van een middengroep. Krijg een middengroeper aan het spelen met vooral veel variatie, en hij zal gaan vliegen over het ijs!
Een gemiddelde middengroeper zou je kunnen herkennen aan:
- Al aardig in staat om hun knieën te buigen en om een bolle rug te maken
- maar nog niet altijd in staat om dit langere tijd vol te houden.
- Hoeken in enkel, knie en heup zijn aanwezig, maar niet in juiste verhouding
- of wel in juiste verhouding, maar het lukt niet om de hoeken tijdens het schaatsen (lang) vast te houden.
De meeste cursisten in deze groepen voelen zich al aardig vertrouwd, en hebben een idee van hun eigen kunnen, maar wanneer ze iets nieuws proberen blijkt dit best lastig en verliezen ze iets van souplesse. Aan jou de taak om de cursisten vertrouwen en een veilig gevoel te geven, zodat ze nieuwe uitdagingen aan kunnen gaan. Zo krijg je het voor elkaar veel verschillende kanten op te kunnen met deze groep; veel verschillende dingen proberen. Dit is perfect, want daar leren ze ook het meest van! Door veel variatie aan te bieden zullen je cursisten als het ware “vanzelf” ontdekken wat ze (op dit moment in hun schaatscarrière) nodig hebben om beter te gaan schaatsen. Dit merken ze meteen, omdat het namelijk lekkerder voelt.
Of juist niet iedereen. Door oefeningen te doen maak je het makkelijk voor jezelf te differentiëren tussen cursisten die hier nog even mee door kunnen oefenen, met jouw aandacht, en cursisten die er meer baat bij hebben om in een rij-opdracht hiermee door te gaan.
Niet alle middengroepers hebben dezelfde (schaats)achtergrond. Sommigen zijn pas net begonnen en blijken een waar schaatstalent te hebben, zijn super snel gegroeid in hun kunde. Er zijn ook een hele hoop schaatsers die al jaren in de middengroep zitten, of hele ervaren cursisten, die misschien een dagje ouder zijn geworden en het nu liever iets rustiger aan doen. Deze verschillen in achtergrond maakt dat je zal moeten differentiëren in de kennis van de groep (denk aan regels op het ijs en veiligheid, maar ook uitleg over techniek of vakjargon), maar ook binnen de verwachtingen en wensen van je cursisten. Sommigen komen om uitgedaagd te worden, en anderen om een uurtje in beweging te zijn. Bekijk ook het mapje omgaan met verschillen (differentiëren)
Valkuilen
Dat je vooral veel (en lange) rij-opdrachten wil geven is een bekende valkuil. Dit kan je onder andere oplossen door af te wisselen met oefeningen, maar ook door rij-opdrachten van verschillende afstanden te geven. Bij verschillende afstanden horen namelijk verschillende snelheden. Als je altijd 3 of 4 rondjes rijdt, raak je gewend aan een bepaalde snelheid, met een bepaalde slag-frequentie, ritme en timing die daar bij horen. Een cursist raakt zo een beetje vast in dit patroon. Niet alleen kan je meer variatie aanbieden door verschillende afstanden te schaatsen, ook blijft het voor de cursist nieuw, langer leuk en interessant.