Week 3

Een trainingsles en een achtergrond Blog staan onder aan deze pagina

De 3e week “Schaatsen met digitale ondersteuning”. Om echt te leren schaatsen moet je gewoon schaatsen. Je moet het ijs op, je moet het voelen, glad ijs, ruw ijs, nat ijs. Je wilt mensen zien, achter mensen aan schaatsen, kijken hoe zij het doen. Je moet eruit, tegen de wind in.

Je kunt wel iets leren van de digitale wereld. Het kan iets verduidelijken, het kan iets duiden. In ons handboek hebben we filmpjes van alle thema’s voor de verschillende doelgroepen. Als je de uitleg meer duiding wilt geven kun je naar de filmpjes kijken onder de volgende knoppen.

Filmpjes voor Beginnende Schaatsers, Filmpjes voor Middengroepers, Filmpjes voor Gevorderde Schaatsers

Deze week de thema’s Balans en Sturen (remmen – glijden – snijden) en we beginnen met De Bocht.

Schaatsen gaat over “het spel” van ons lichaam (ons LichaamZwaartePunt, LZP) op en rondom de schaats. Het is dynamisch. Het is hoe jouw lichaam omgaat met de zwaartekracht. Schaatsen gaat over balans. Je staat als het ware op de schaats en dan kom je van Balans al snel bij Sturen (van de schaats). Als je het over sturen hebt praat je ook over glijden – snijden – remmen.

Een sturende schaats betekent o.a. voldoende druk, een kloppende houding en schuin hangen voor/tijdens het afzetten. Dit geldt zowel voor het rechte eind als de bocht.

Om vermogen te kunnen leveren tegen het ijs moet je je gewicht horizontaal kunnen verplaatsen met druk tegen het ijs. Daarvoor moet je op een gebogen been(knieën/heup) kunnen glijden waarna je je lichaam horizontaal verplaatst door die benen te strekken en je lichaam op dezelfde hoogte houdt.

Bij beginnende schaatsers ligt het accent op steeds iets langer glijden, steeds iets langer op één been kunnen staan. Je lichaamsgewicht steeds iets langer op je schaats houden. Dit maakt dat je straks beter kunt afzetten, die afzet beter kunt benutten en de tijd hebt om “pootje over” te kunnen doen.

Bij Middengroepers ligt het accent op steeds langer op één te kunnen staan. Op die manier kun je de schaats sturen met je gewicht en steeds beter afzetten. Ook heb je steeds meer tijd om een effectieve overstap (in de bocht) te kunnen maken.

Bij Gevorderde schaatsers ligt het accent op een steeds effectievere slag. De oefeningen maken dat je meer tijd krijgt om ook echt je vermogen (afzet) kwijt te kunnen met als resultaat dat je makkelijker meer snelheid krijgt.

Uitgangspunt 5

Meer gewicht/druk/kracht tegen het ijs geeft meer kracht terug van het ijs. Dit geldt voor zowel het rechte eind als de bocht. 

Voordat je (explosieve) kracht gaat leveren is het belangrijk de richting van je gewicht/kracht goed te krijgen. Daarvoor is het goed om eerst weer te gaan schaatsen zonder explosieve strekkingen maar te voelen dat je druk levert tegen het ijs en door het ijs voortgestuwd wordt. Hiervoor moet al wat schuin hangen voor je afzet en in de bocht moet je constant schuin hangen.

 

Uitgangspunt 6:

Meer snelheid vereist meer terugsturen van de schaats om voldoende tijd/ ruimte te geven voor kracht tegen het ijs.

Als je schaats minder terugstuurt, ben je op hoge snelheden eerder voorbij je schaats en kun je niet meer afzetten.

Wat zegt onze opleider

Een Trainingsles