7-8 jarigen
Hoe kun je het aanleren van de schaatsbeweging benaderen
- Je kan ze steeds een langere opdracht geven zonder dat ze heel moe worden,
- Je kan ze steeds een langere opdracht geven want ze kunnen langer hun concentratie vasthouden,
- Fantasie is nog steeds leuk, alleen nu wordt de rol gespeeld en “zijn” ze het niet zoals de 5,6 jarigen,
- Veel oefenen met ritme,
- Veel verschillende bewegingssituaties aanbieden dus veel afwisseling, b.v. op 10 verschillende manieren het glijden op een been aanleren en oefenen,
- Vaste oefen en verzamelplaats,
- Korte uitleg,
- Intrinsieke en extrinsieke (de)motivatie,
- Consequent gedrag van de instructeur.
Wat kun je van deze groep verwachten
- Indien nodig bovenstaande doelen terughalen,
- Zelfstandig kunnen spelen op de ijsbaan,
- (Globale) kennis van de schaatshouding,
- Kennis van de afzet richting,
- Snel kunnen starten en remmen,
- Kennis laten maken met ‘pootje over’.
Biologische ontwikkeling
- Jongens zijn vaak wat zwaarder en meisjes langer.
- Betere spierbeheersing en fijne motoriek, ontwikkeling van evenwicht, ritmegevoel en reactievermogen. Kind kan beter op een been glijden en leert b.v. door te schaatsen op woorden te spelen met het ritme gevoel.
- Ontwikkelt het aëroob vermogen, kan steeds langer achter elkaar schaatsen zonder heel moe te worden.
Cognitieve ontwikkeling
- Op het gebied van kennis maakt het kind in deze leeftijd een enorme sprong, de school speelt een hele belangrijke rol in de kennis- en cultuuroverdracht. Op de ijsbaan voegen wij een stukje toe aan deze overdracht, waar wordt ijs van gemaakt enz.
- De wereld wordt veel groter, kinderen weten ook dat er andere landen bestaan en andere talen enz. Maar je kan ze langzamerhand ook wat meer technische aanwijzingen geven, ze kunnen bijvoorbeeld begrijpen waarom je met een bolle rug moet schaatsen en niet met een holle rug.
- Het kind in deze leeftijd heeft snelle variaties in aandacht en interesse, vaak erg leergierig, de les moet dus uitdagend en met veel variaties zijn.
Sociale ontwikkeling
- Ook de sociale omgeving wordt vergroot, oog voor anderen en andere onbekende situaties.
- Gebruikt taal nu om met anderen te communiceren, er wordt geluisterd en geantwoord op wat door anderen zeggen.
- De leeftijdgenoten zijn erg belangrijk, het ‘wij-gevoel’ begint een rol te spelen, wij tegen de anderen bijvoorbeeld een estafette.
- Leert dat het door leeftijdgenoten alleen geaccepteerd wordt als het wat te bieden heeft, dit in tegenstelling met wat het gewend is bij de acceptatie door de ouders die onvoorwaardelijk voor hun kind kiezen.