Opdrachten 9-11
Opdrachten voor alle thema’s:
- Rijden naar een lage hindernis, vlak ervoor remmen, eroverheen stappen en doorschaatsen (kan heel goed in een pylonenbaantje).
- Estafette
- Allerlei soorten (tik)spelen
Bewegings technische facetten
Ritme
- Schaatsen in een ritme (zingen van een liedje).
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen).
- Slalommen tussen pylonen door.
- kort-kort-lang.
- In de slag van je voorganger.
- Rijden met armzwaai, 1 of 2 armen.
Balans
- Steeds weer op de schaatsen gaan staan na zitten, liggen op het ijs. Heerlijk speels naar het ijs toe en weer opstaan, steeds weer opstaan, steeds weer de balans zoeken op de schaatsen. Natuurlijk zelf lekker meedoen.
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs. Je hoeft niets te zeggen, veel heen en weer schaatsen, vaart maken en remmen.
- Zo ver mogelijk doorglijden.
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen.
- Rijden naar een lage hindernis, vlak ervoor remmen, eroverheen stappen en doorschaatsen (kan heel goed in een pylonenbaantje).
- Zo lang mogelijk op één been glijden.
- Van pylon tot pylon op één been glijden.
- Op één of twee been glijden tussen twee liggende pylonen door.
- X aantal tellen op één been glijden.
Frequentie
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen).
- In de bocht: Rijdt een bocht met zoveel mogelijk overstappen/voorstappen. Resultaat is dat juist het plaatsen beter wordt.
Houding/stand v/d gewrichten
- Onder iets door schaatsen (zie afbeelding)
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen.
- Schaatsen met je handen op je knieën of je handen naast je knieën (billen moeten naar beneden).
- Als een vliegtuig (met de armen wijd). Als het vliegtuig daalt gaan we extra diep zitten, stijgt het weer dan mogen we weer wat meer rechtop.
- Schaatsen onder een poortje gevormd door andere kinderen
- Dieper zitten dan degene voor je.
- Je moet 1 knie gebogen houden (waar je op staat), en 1 moet naar beneden hangen (waar je niet op staat).
- Elke keer als je langs x komt moet je extra diep door je knieën buigen, het ijs aan raken.
Timing
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs. Je hoeft niets te zeggen, veel heen en weer schaatsen, vaart maken en remmen. Dit kan natuurlijk in kleine meer speelse vormen.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Lopen, schaatsen, remmen.
- Geruisloos schaatsen (schaats maar achter me aan, maar ik mag je niet horen).
- In de slag van je voorganger.
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen, stop).
- Lijnenspel.
- Estafette.
- Start vormen, vanuit startpositie, vanuit zit enz.
- Rijden met armzwaai, 1 of 2 armen.
- Achteruit Schaatsen.
Verschillende fases/onderdelen v/d schaatsslag
Afzet
- Startopdrachten
Glijden/snijden/sturen
- Zo ver mogelijk doorglijden.
- Een baantje maken met strepen op het ijs (trekken met je schaatsen of pylonen plaatsen), een start pylon en een keer pylon. Vanaf de start en keer pylon maak je snelheid en daarna probeer je over zoveel mogelijk strepen te glijden op één of twee schaats(en).
- Op één of twee benen glijden tussen twee liggende pylonen door.
- Slalom opdrachten
Plaatsing
- Ook kan je vertellen dat hun schaatsen elkaar elke keer een kusje geven (schaatsen tikken elkaar aan) om zo ervoor te zorgen dat ze hun schaatsen niet heel ver bij elkaar vandaan plaatsen.
- Schaats onder je navel plaatsen.
- Foto maken van je schaats (= onder je plaatsen).
Bijhaal
Zoals je ziet zijn de opdrachten voor de verschillende fases/onderdelen v/d schaatsslag nog niet heel erg gevuld. Met deze groep ben je vooral globaal aan het werk.
Een mogelijke opbouw van lessen
(altijd mogelijk aan te passen aan je groep)
- Veel aandacht aan balans, stabiliteit
- Vanuit balans naar ritme
- Vanuit balans en ritme naar timing
- Vanuit balans en ritme naar timing naar houding