Opdrachten 5-6

Opdrachten voor alle thema’s:

Lees voordat je verder gaat de volgende blogs over het begrijpen van de kinderen in je groep en het vertalen van je oefeningen naar fantasie.

Er zijn veel mogelijkheden om oefeningen te vertalen naar fantasie. Je kunt zelf je fantasie gebruiken, maar vaak helpen de kinderen mee om het verhaal vorm te geven. Maak daar gebruik van!

Hieronder kun je twee voorbeelden kiezen waar we iets dieper op in gaan:

Andere onderwerpen die worden gebruikt zijn:

Je bent vrij om met eigen fantasie de verhalen in te vullen en de oefeningen te vertalen binnen jouw verhaal. Vraag ook eens aan collega’s wat zij voor verhalen hebben gebruikt.

 

Een voorbeeld:

We gaan met zijn allen naar de dierentuin. Daar gaan we kijken welke dieren er allemaal zitten en gaan we die dieren nadoen op schaatsen.

Vorm

Zorg dat je met de hele groep bij elkaar blijft als je op de grote baan gaat. Zorg dat jij zeker weet dat de kinderen snappen waar je gaat stoppen. Vraag bijvoorbeeld: zien jullie het blauwe bord? Ja! Wat voor letters staan er dan op? Wit! Als dat klopt, dan weet je zeker dat de kinderen snappen waar jij bedoelt.

Eerst ga je op weg naar de dierentuin. Daar koop je bij de kassa een kaartje. Vervolgens ga je één voor één langs de dieren. Als je bij een dier bent, schaats je als dat dier verder naar het volgende dier. Spreek elke keer weer opnieuw een plek af waar je stopt.

Afhankelijk van het niveau van je groep, kun je bepalen hoe groot de afstanden steeds zijn naar het volgende dier. Zorg dat ze genoeg tijd hebben om de oefening te doen.

Wat nemen we mee?

Voor we ergens naar toe gaan is het altijd prettig als je de spullen bij je hebt, die je nodig hebt. Stop ze maar in je rugzak (lintje).

Hoe gaan we er naar toe?

Je kunt zelf of met de kinderen bepalen hoe je er naar toe gaat. Probeer het vervoersmiddel te vertalen naar een schaatsoefening:

Welke dieren kom je tegen?

Je kunt zelf met de kinderen bepalen welke dieren je tegenkomt. Probeer het dier te vertalen naar een schaatsoefening:

Deze oefening vinden ze meestal fantastisch, al helemaal als ze zelf kunnen zeggen welke dieren ze tegen komen. Als je een wat kleinere groep heb, je de kinderen niet zelf wil laten kiezen maar ze toch een gevoel van ‘controle’ te geven zou je het met een dobbelsteen kunnen doen. Elk nummer correspondeerd met een bepaald dier, en om de beurt laat je de kinderen met de dobbelsteen gooien. Dit werkt beter op de 30×60 baan, aangezien de dobbelsteen dan minder snel onder de schaatsen van andere schaatsers terecht

 

Variatie

Op safari op zoek naar dieren in het wild. Met het vliegtuig naar Afrika. Mogelijkheid om te combineren met kamperen in het wild.

 

Tweeling tikkertje 

Tikkers schaatsen hand in hand, als ze iemand tikken houd die ook een hand vast. Als er vier kinderen zijn worden het weer twee tweelingen, etc. Doe als instructeur vooral mee, ze vinden niks leuker dan proberen jou te tikken).

 

Bewegings technische facetten

Ritme

Balans

 

Frequentie

 

Houding/stand v/d gewrichten

Je kan ze ook laten schaatsen alsof ze iets zwaars op hun rug hebben, bijvoorbeeld een rugzakje.

 

Timing

 

Verschillende fases/onderdelen v/d schaatsslag

Afzet

 

Glijden/snijden/sturen

 

Plaatsing

 

 

Bijhaal

 

Zoals je ziet zijn de opdrachten voor de verschillende fases/onderdelen v/d schaatsslag vrij leeg. Met deze groep ben je vooral globaal aan het werk. Een meer technische/concrete/expliciete manier van lesgeven past niet voor deze groep.

 

Een mogelijke opbouw van lessen

 

(altijd mogelijk aan te passen aan je groep)

  1. Veel aandacht aan balans, stabiliteit
  2. Vanuit balans naar ritme
  3. Vanuit balans en ritme naar timing
  4. Vanuit balans en ritme naar timing naar houding