Opdrachten 7-8
Opdrachten voor alle thema’s:
Tijdens de lessen kunnen veel reguliere schaatsoefeningen gebruikt worden. Kinderen hebben een betere concentratie en de motoriek wordt ook beter waardoor de oefeningen langer en iets complexer kunnen worden. Ook hebben de kinderen meer behoefte aan afwisseling in de oefenstof.
Waar moet je op letten bij lesgeven aan 7/8 jarigen
- Leren door spel
- Veel gebruik maken van fantasie, maar kinderen spelen een rol(zie 5-6 jarigen)
- Veel oefenen met ritme
- Verschillende bewegingssituaties die zorgen voor afwisseling
- Korte uitleg
Tweeling tikkertje
Tikkers schaatsen hand in hand, als ze iemand tikken houd die ook een hand vast. Als er vier kinderen zijn worden het weer twee tweelingen, etc. Doe als instructeur vooral mee, ze vinden niks leuker dan proberen jou te tikken).
- Rijden naar een lage hindernis, vlak ervoor remmen, eroverheen stappen en doorschaatsen (kan heel goed in een pylonenbaantje).
- Estafette
Bewegings technische facetten
Ritme
- Schaatsen in een ritme (zingen van woorden, eigen naam, dier, lettergrepen).
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen).
- De jongste kinderen lijken het schaatsen op een ritme vaak toch nog wat lastig te vinden, in mijn ervaring. Ook het videospel werkt beter met wat oudere kinderen. Een variatie die ik vaak doe is het stoplicht spel. Neem een groen, geel en rood hoedje mee. Groen is schaatsen, rood is stoppen, een voor geel kan je zelf een opdracht verzinnen (achteruit, langzaam, gaan zitten, etc.)
- Een eerste bocht gaat vaak over ritme houden bij overstappen(niet op twee schaatsen gaan staan). Steeds sta,sta,sta. Steeds dichter bij elkaar en dan een overstap erbij. Rechts en links.
Balans
- Steeds weer op de schaatsen gaan staan na zitten, liggen op het ijs. Heerlijk speels naar het ijs toe en weer opstaan, steeds weer opstaan, steeds weer de balans zoeken op de schaatsen. Natuurlijk zelf lekker meedoen.
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs. Je hoeft niets te zeggen, veel heen en weer schaatsen, vaart maken en remmen.
- Zo ver mogelijk doorglijden.
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen.
- Rijden naar een lage hindernis, vlak ervoor remmen, eroverheen stappen en doorschaatsen (kan heel goed in een pylonenbaantje).
- Zo lang mogelijk op één been glijden.
- Van pylon tot pylon op één been glijden.
- Op één of twee been glijden tussen twee liggende pylonen door.
- X aantal tellen op één been glijden.
- Schaatsen en steeds op een been een bocht(C vormig) maken.
Frequentie
- Schaatsen als……(pinguïn, tijger, olifant, ijsbeer, etc).
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Bezoek aan de dierentuin.
- Op wereldreis; Waarheen? Waar is dat? Hoe gaan we daarheen? Hoe gaat dat? Wat komen we tegen?
Houding/stand v/d gewrichten
- Schaats met je handen achter je knieën(of een beschermer achter). Wel steeds op één schaats tegelijk staan.
- Onder iets door schaatsen (zie afbeelding)
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen.
- Schaatsen met je handen op je knieën of je handen naast je knieën (billen moeten naar beneden).
- Als een vliegtuig (met de armen wijd). Als het vliegtuig daalt gaan we extra diep zitten, stijgt het weer dan mogen we weer wat meer rechtop.
- Schaatsen onder een poortje gevormd door andere kinderen
Timing
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs. Je hoeft niets te zeggen, veel heen en weer schaatsen, vaart maken en remmen. Dit kan natuurlijk in kleine meer speelse vormen.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Lopen, schaatsen, remmen.
- Geruisloos schaatsen (schaats maar achter me aan, maar ik mag je niet horen).
- Schaatsen in een ritme (zingen van woorden, eigen naam, dier, lettergrepen).
- Kort-kort-lang.
- In de slag van je voorganger.
Verschillende fases/onderdelen v/d schaatsslag
Afzet
Glijden/snijden/sturen
- Zo ver mogelijk doorglijden.
- Een baantje maken met strepen op het ijs (trekken met je schaatsen of pylonen plaatsen), een start pylon en een keer pylon. Vanaf de start en keer pylon maak je snelheid en daarna probeer je over zoveel mogelijk strepen te glijden op één of twee schaats(en).
- Op één of twee benen glijden tussen twee liggende pylonen door.
Plaatsing
- Als ze al lekker vooruit komen, maar je ziet dat ze hun voeten nog erg ver bij elkaar vandaan plaatsen, kan je vertellen dat hun schaatsen vriendjes van elkaar zijn, en dus elke keer zo dicht mogelijk bij elkaar willen komen. Ook kan je vertellen dat hun schaatsen elkaar elke keer een kusje geven (schaatsen tikken elkaar aan) om zo ervoor te zorgen dat ze hun schaatsen niet heel ver bij elkaar vandaan plaatsen.
- Schaats onder je navel plaatsen.
- Foto maken van je schaats (= onder je plaatsen).
Bijhaal
Zoals je ziet zijn de opdrachten voor de verschillende fases/onderdelen v/d schaatsslag nog niet heel erg gevuld. Met deze groep ben je vooral globaal aan het werk. Een meer technische/concrete/expliciete manier van lesgeven past nog niet echt niet voor deze groep.
Een mogelijke opbouw van lessen
(altijd mogelijk aan te passen aan je groep)
- Veel aandacht aan balans, stabiliteit
- Vanuit balans naar ritme
- Vanuit balans en ritme naar timing
- Vanuit balans en ritme naar timing naar houding