Opdrachten 12+
Opdrachten voor alle thema’s:
- Rijden naar een lage hindernis, vlak ervoor remmen, eroverheen stappen en doorschaatsen (kan heel goed in een pylonenbaantje).
- Estafette
- Allerlei soorten (tik)spelen
Bewegings technische facetten
Ritme
- Schaatsen in een ritme (zingen van een liedje).
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen).
- Slalommen tussen pylonen door.
- kort-kort-lang.
- In de slag van je voorganger.
- Rijden met armzwaai, 1 of 2 armen.
Balans
- Steeds weer op de schaatsen gaan staan na zitten, liggen op het ijs. Heerlijk speels naar het ijs toe en weer opstaan, steeds weer opstaan, steeds weer de balans zoeken op de schaatsen. Natuurlijk zelf lekker meedoen.
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs. Je hoeft niets te zeggen, veel heen en weer schaatsen, vaart maken en remmen.
- Zo ver mogelijk doorglijden.
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen.
- Rijden naar een lage hindernis, vlak ervoor remmen, eroverheen stappen en doorschaatsen (kan heel goed in een pylonenbaantje).
- Zo lang mogelijk op één been glijden.
- Van pylon tot pylon op één been glijden.
- Op één of twee been glijden tussen twee liggende pylonen door.
- X aantal tellen op één been glijden.
Frequentie
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen).
Houding/stand v/d gewrichten
- Onder iets door schaatsen (zie afbeelding)
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen.
- Schaatsen met je handen op je knieën of je handen naast je knieën (billen moeten naar beneden).
- Als een vliegtuig (met de armen wijd). Als het vliegtuig daalt gaan we extra diep zitten, stijgt het weer dan mogen we weer wat meer rechtop.
- Schaatsen onder een poortje gevormd door andere kinderen
- Dieper zitten dan degene voor je.
- Je moet 1 knie gebogen houden (waar je op staat), en 1 moet naar beneden hangen (waar je niet op staat).
- Elke keer als je langs x komt moet je extra diep door je knieën buigen, het ijs aan raken.
Timing
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs. Je hoeft niets te zeggen, veel heen en weer schaatsen, vaart maken en remmen. Dit kan natuurlijk in kleine meer speelse vormen.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Lopen, schaatsen, remmen.
- Geruisloos schaatsen (schaats maar achter me aan, maar ik mag je niet horen).
- In de slag van je voorganger.
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen, stop).
- Lijnenspel.
- Estafette.
- Start vormen, vanuit startpositie, vanuit zit enz.
- Rijden met armzwaai, 1 of 2 armen.
- Achteruit Schaatsen
Opdrachten onderverdeeld naar:
Verschillende fases/onderdelen v/d schaatsslag
Afzet
Gewichtsverplaatsing, niets optillen
Ga staan met beide schaatsen iets wijder dan heupbreedte en met je knieën goed gebogen. Zorg dat beide schaatsen een beetje grip hebben door je enkels ietsje naar binnen te laten zakken. Laat je schaatsen goed recht naar voren wijzen. Verplaats nu je gewicht van rechts naar links zonder een schaats op te tillen.
Eeeen duw!
Bij timing gaat het er om het juiste moment voor een bepaalde actie af te wachten. Met schaatsen is dat: ‘Wachten op het juiste moment voor je afzet en inzet’. Het juiste moment is als je voelt dat je al in je volgende slag aan het vallen bent. Even wachten… en duw!; Hou achter… en plaats! Vervang de woorden door ‘èèèèn dúw’.
Iets zakken
Probeer steeds voor je afzet eerst nog iets door te zakken. Het doorzakken kan net dat beetje ontspanning geven waardoor de afzet explosiever en krachtiger wordt. Waar je voor moet oppassen is dat je cursisten dit niet te overdreven in hun slag gaan toepassen. De ontspanning wil je wel, het ‘echt’ extra inzakken niet.
Naar binnen hangen
Probeer je slagen zo te maken dat je zoveel mogelijk naar binnen hangt voordat je je andere schaats op het ijs plaatst. Met je hele standbeen, niet alleen met je enkel.
Timing: Om lekker in je nieuwe slag te raken, moet je je eerst wat opzij laten vallen en pas op het laatste moment, tijdens je afzet, je schaats onder je op het ijs zetten. Om te zorgen dat het qua timing goed uitkomt moet de schaats die naar het ijs toe moet tijdens de valbeweging nog achter zijn en pas op het laatste moment versneld naar het ijs gaan.
Tussen de rails
Probeer te gaan schaatsen alsof je tussen spoorrails rijdt. Je gebruikt de rails om tegen af te zetten.
Op deze oefening zijn talloze variaties te verzinnen: het ‘Limburgse weggetje’, de ‘Bobslee baan’, de ‘gedweilde gang’. Omdat deze variaties uitgaan van de totaal beweging, werken ze vaak beter bij redelijk gevorderde middengroepen dan bij lagere groepen. Bij lagere groepen zijn er vaak nog zoveel verstorende factoren in de beweging, dat een dergelijk gevoel van de schaatsbeweging nog niet in te voelen is.
Bijhaal
Horizontaal
Buig na afzet de knie van het losgekomen been. Het onderbeen moet nu (bijna) horizontaal hangen. Let er wel op dat de voet ontspannen naar beneden blijft wijzen (of desnoods iets naar voren). Opmerkingen als: ‘Ik wil de schoenplaat van je schaats zien’ hebben als groot risico dat de tenen naar achteren getrokken worden.
De enkel moet bij het optillen van de voet altijd zo ontspannen mogelijk blijven. Je moet als instructeur altijd goed oppassen met dit soort didactische opmerkingen en altijd alert reageren wanneer je ziet dat er bewegingen ontstaan die je niet wilt.
Handen op je knieën
Leg beide handen op je knieën. Dwing nu met je handen af dat je bijhaal-knie naar de goede plaats gaat.
Billen aantikken
Probeer direct na je afzet met de hiel van je schaats je billen aan te tikken. Let er wel op dat de knie van het opgetilde been naar beneden blijft wijzen.
Hiel aantikken
Tik met de tenen van het opgetilde been tegen de binnenkant van de hiel van je glijbeen. Trek hierbij de tenen van de losse voet iets op, zodat de schaats daarna gemakkelijk in een beweging naar het ijs kan worden gebracht.
Plaatsing
Plaats in een V
Zet je schaatsen steeds in een hoek tov de andere schaats neer(v vormig).
Onder je navel
Je moet eigenlijk de schaats recht onder je navel en recht onder je hoofd plaatsen. Houdt je handen stevig tegen je navel en kijk voordat je een schaats neerzet eerst naar je handen. Terwijl je naar je handen kijkt zet je je schaats onder je handen op het ijs. Dat is de plek waar hij hoort, voor veel mensen is dat een andere plek dan ze dachten.
Spiegelen
Bij nat ijs en bedekte hemel is de ijsvloer een grote spiegel. Onder je plaatsen is precies in je spiegelbeeld plaatsen. Een mogelijk gevaar van deze oefening is dat je cursisten hun afzet naar buiten gaan wegdraaien. Het is dan namelijk veel makkelijker om je nieuwe schaats onder je te plaatsen. Een vervolg zou kunnen zijn je linker schaats ter hoogte van je rechter schouder te plaatsen en rechts ter hoogte van de linker.
Zelfde richting als je lichaam
Probeer iedere slag zo te maken dat je schaats dezelfde kant op glijdt als waarin je met je lichaam beweegt. Pas op dat je cursisten niet met hun schouders gaan sturen.
Hou achter… en plaats!
Bij timing gaat het er om het juiste moment voor een bepaalde actie af te wachten. Met schaatsen is dat: ‘Wachten op het juiste moment voor je afzet en inzet’. Het juiste moment is als je voelt dat je al in je volgende slag aan het vallen bent. Even wachten… en duw!; Hou achter… en plaats!
2-tallen
Maak 2-tallen. Laat steeds een persoon oefenen en de ander als steuntje (géén leuntje) fungeren. Degene die oefent probeert goed recht te glijden op het been dat zich het dichtst bij de steungever bevindt. Lukt dit, dan is het vervolg te proberen om recht te glijden en daarna de schaats iets naar buiten te kantelen (houd er rekening mee dat die schaats dan iets gaat sturen).
Glijden/snijden/sturen