Beginnende jeugd

Waarom doe je wat je doet? Hoe ver is mijn groep? Waar zijn ze deze week aan toe? Het zijn simpele, maar belangrijke vragen. Om te bepalen welk deel van de techniek je gaat behandelen zul je jouw eigen cursist(en) als uitgangssituatie moeten nemen. Hieronder staat een aantal vragen ter ondersteuning van het analyseren van jouw groep en het maken van een keuze.

Wat zie je gebeuren bij jouw groep?

Zijn de kinderen in staat om zelfstandig te gaan zitten en op te staan en zijn ze vertrouwd met met ijs?

Kunnen de kinderen stappen en glijden op twee benen en vervolgens weer remmen?

Kunnen de  kinderen zich klein maken, hun voeten optillen en hun knieën buigen?

Kunnen de kinderen glijden op één been met hun knie boven teen?

Kunnen de kinderen haaks op de schaats afzetten en plaatsen zij met zekerheid en stabiliteit?

Hebben de kinderen genoeg basis om met pootje over te beginnen?

Zijn de kinderen in staat om in te sturen en gebruik te maken van druk?

Situatie

 

 

Wat doe je als je deze 7 stappen hebt doorlopen?

In het proces van het aanleren van de schaatsbeweging worden telkens terugkerende thema’s en stappen op een steeds hoger niveau behandeld. De wijze waarop de thema’s worden aangeboden heeft hiermee de vorm van een spiraal. Dat wil zeggen, als je deze 5 stappen hebt doorlopen ga je kijken welke stap nog wat extra aandacht nodig heeft. Zo blijf je continue sleutelen aan de techniek, steeds op een hoger niveau. Met behulp van de ‘leerspiraal‘ wordt de schaatsbeweging steeds verder verbeterd. Hierbij wordt altijd uitgegaan van de totale beweging.

Opwaartse leerspiraal

Soms zul je zelfs merken dat je in bezig bent met een bepaald onderdeel, maar dat er bij een eerder behandeld onderdeel iets mis gaat. In dat geval kan het verstandig zijn om eerst weer aandacht te besteden aan een eerdere stap, omdat die aan de basis ligt van een ander deel schaatstechniek. Je zult een stapje terug moeten doen en dat is helemaal niet erg! Sterker nog, het is beter dan iets willen doen waar je cursisten nog (lang) niet aan toe zijn