Week 2

Een trainingsles en een achtergrond Blog staan onder aan deze pagina

Schaatsles maar dan net even iets anders. We zijn nu een week (digitaal) bezig en hopen dat we dat op deze manier samen kunnen volhouden.

Laten we beginnen met wat aanpassingen en tips die we van de instructeurs en cursisten graag toevoegen.

Ter herhaling: We hopen dat je de vorige pagina goed hebt gelezen. Boven het schema staat de context van het programma en onderaan de pagina geven we nog iets meer informatie over de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan deze oefenstof.

Het groene schema is voor beginnende schaatsers. Het gele schema is voor de middengroep. Het rode schema is voor de meer gevorderde schaatsers. De instructeur die je kan helpen is te herkennen aan dezelfde kleur lintje.

De context van dit programma met de thema’s gewichtsverplaatsing en houding

In de complexe schaatsbeweging hangt alles met elkaar samen. Alle thema’s hebben invloed op elkaar. Daarom steeds twee thema’s per week. Realiseer je dat de thema’s van vorige week ook nog actueel zijn en het is goed om daar bij het in-schaatsen nog even aandacht aan te besteden (wat heb ik vorige week ook al weer gedaan). Je schaatshouding en het leveren van kracht/vermogen kun je niet los zien van elkaar.

Om vermogen te kunnen leveren tegen het ijs moet je je gewicht horizontaal (van het ene been naar het andere been, van links naar rechts)  kunnen verplaatsen met druk tegen het ijs. Daarvoor moet je op een gebogen been (enkel/knie/heup) kunnen glijden waarna je je lichaam horizontaal verplaatst door het been te strekken terwijl je je lichaam op dezelfde hoogte houdt. Lees ook de uitgangspunten onder aan de pagina.

Bij beginnende schaatsers ligt het accent meer op ontspanning zoeken in je houding terwijl je je knieën zo lang mogelijk gebogen houdt en rustig van je ene been naar je andere been “hopt”

Bij een middengroep ligt het accent meer op het verplaatsen van je gewicht van het ene been op het andere been, met gebogen knieën zodat een zijwaartse afzet mogelijk wordt,  terwijl je zo kort mogelijk met 2 schaatsen op het ijs staat.

Bij gevorderde schaatsers ligt het accent meer op het sturen van de schaats, terwijl je kniehoek vasthoud en daardoor schuin op je schaats kunt hangen(steunen) zodat je kunt stoeien met het moment waarop je optimaal je “vermogen” kunt inzetten zowel qua tijd als qua richting.

We gaan er niet vanuit dat DE schaatstechniek bestaat. Wij denken dat ieder individu een eigen optimale invulling moet geven aan de schaatsbeweging en deze ook in huis heeft. We willen wel graag weten wat bij iemand past. Wat maakt dat die schaatser zo goed als mogelijk is schaatst.

Wij gaan wel uit van een aantal uitgangspunten/richtlijnen/wetmatigheden die we zoeken in de 3e wet van Newton

Actie = Reactie. met andere woorden: Als een voorwerp A een kracht op een voorwerp B uitoefent, gaat deze kracht gepaard met een even grote, maar tegengestelde gerichte kracht  van B op A: Deze wet stelt dat krachten nooit alleen voorkomen, maar steeds in paren. Hoewel ze tegengesteld gericht en even groot zijn, heffen zij elkaar niet op, omdat zij op verschillende voorwerpen werken. De krachten treden gelijktijdig op.

Uitgangspunt 5: Meer gewicht/druk/kracht tegen het ijs geeft meer kracht terug van het ijs.

Voordat je (explosieve) kracht gaat leveren is het belangrijk de richting van je gewicht/kracht goed te krijgen. Daarvoor is het goed om eerst weer te gaan schaatsen zonder explosieve strekkingen maar te voelen dat je druk levert tegen het ijs en door het ijs voortgestuwd wordt.

Uitgangspunt 3: Een kleinere kniehoek geeft meer afzet potentie. Of dat ook waargemaakt kan worden hangt van allerlei factoren af.

Een goede kniehoek is een onderdeel van de houding waarin je schaatst. Omdat je maar één lichaam hebt, heeft elke deel verandering (bijv. je kniehoek) invloed op alle andere delen (bijv. je enkel hoek). Globaal schaats je met een knik in je knieën (dus ook je enkels) en een knik bij je navel. Hoe scherp die knikken zijn (schaatshoeken) wordt bepaald door je kracht, flexibiliteit en het vermogen deze houding te coördineren (je coördinatie vermogen). Belangrijk is dat je in een houding(hoeken) schaatst die je vol kunt houden en waarmee je vermogen kunt leveren. Een topper kan andere hoeken volhouden en daarbij zijn/haar volle vermogen leveren. Recreatieve (niet top) schaatsers hebben daar veel meer moeite mee.

Een Trainingsles

Wat zegt onze opleider

WAT, mechanische uitgangspunten