geeft feedback (feedforward)

Waar, wanneer, waarover en aan wie geef je feedback? 
Feedback betekent letterlijk terugkoppelen. Het is een mededeling aan iemand over hoe diens gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren. Met andere woorden; een instructeur geeft aan hoe de uitvoering van de schaatsbeweging (van een cursist) wordt waargenomen en ervaren. Bij het aanleren van schaatsen is feedback onontbeerlijk. Als instructeur kun je een cursist helpen met het uitleggen van de feedback die een oefening geeft en die moet leiden tot een feedforward in het volgende oefenmoment.

Waar en wanneer
Het kan verschillen per oefening of opdracht waar jij bent, of je mee schaatst of juist aan de kant staat. Dit beïnvloed ook of je dan bijvoorbeeld live feedback kan geven. Als je goed feedback wil kunnen geven is het natuurlijk van belang dat je goed kan kijken naar hoe je cursisten met de opdracht aan de slag gaan (zie ook: een goede instructeur kijkt en ziet de groep). Over het algemeen zou je kunnen zeggen: hoe eerder je een opmerking maakt, hoe beter. Dan heeft een cursist nog tijd om er (opnieuw) mee aan de slag te gaan. Als een korte opmerking van een paar woorden genoeg is, kan je daarvoor prima aan de kant staan. Anders zal je mee moeten rijden, om aanwijzingen te kunnen blijven geven, en eventueel iets voor te kunnen doen. Het kan ook prima zijn om na de opdracht, of tussen de opdrachten door feedback te geven. Dit kan ook afhankelijk zijn van wáár je op let. Heb je een opmerking over de uitvoering van de opdracht, of heb je een extra tip omdat je toevallig iets ziet.

Waarover
We hebben drie punten die we even willen aankaarten met betrekking tot waarover je feedback geeft. Allereerst is het belangrijk om vooral ook positieve feedback te geven! Om een leerproces te bevorderen zijn complimenten heel belangrijk, om te stimuleren en motiveren. Als je altijd alleen maar correcties krijgt en er veel focus ligt op wat er niet goed gaat, kan je het gevoel krijgen dat je vooral dingen fout doet. Terwijl je vaak extra hard je best gaat doen als je te horen hebt gekregen dat je iets goed doet of kan. Hier komt ook bij kijken dat je je feedback kan geven in de vorm van aanwijzingen en tips, in plaats van afkeuringen en commentaar.
Verder is het van belang om vooral specifiek te zijn in waarover je feedback geeft. Dit maakt het voor de cursist duidelijker en bruikbaarder om mee aan de slag te gaan dan een algemene aanwijzing. Bijvoorbeeld: specifiek moet de cursist de enkels meer buigen, algemeen wil je dat een cursist dieper gaat zitten.
Als laatst moet je als instructeur inzicht hebben in de beperkingen waar je cursist tegen aan loopt. Een cursist heeft alleen wat aan een aanwijzing als die er ook wat mee kan. Stel dat een cursist op de matten een kleine enkelhoek kan maken, maar dat op het ijs niet voor elkaar krijgt, omdat die angstig en verstijft is door het gebrek aan grip. Deze cursist gaat er niets hebben aan een aanwijzing over een kleinere enkelhoek. Sterker nog, wanneer dit niet lukt, zal het alleen maar frustrerend zijn en zal de cursist zich alleen maar minder op z’n gemak gaan voelen. Juist aanwijzingen die er voor zorgen dat iemand comfortabeler op het ijs staat zijn nu nodig.

Aan wie
Bij het geven van een feedback kunnen we onderscheid maken tussen groepscorrecties en individuele correcties. Voor een groepscorrectie kies je als je een groep nog niet zo goed kent. Naarmate je de schaatstechniek van de afzonderlijke cursisten beter leert kennen, moet je proberen je aanwijzingen steeds individueler te maken.
Groepscorrectie: Een groepscorrectie is algemeen van aard en gebruik je om een veel voorkomende fout te corrigeren. Daarbij moet je erop letten dat je niet het woordje ‘maar’ gebruikt, dit geeft namelijk een tegenstelling aan. Het is beter om de dingen die goed gingen te benoemen en daarvoor een compliment te geven en vervolgens ga je in op nog te verbeteren punten. Waar je ook voor moet oppassen is dat je een opdracht niet bagatelliseert door te zeggen dat iets simpel is. ‘Gewoon effe doen’ is er voor cursisten niet bij.
Individuele correctie: Een individuele correctie moet altijd een op een zijn, het liefst terwijl je oogcontact hebt met de cursist. Rij je achter iemand aan dan moet je op zijn minst zijn/haar naam noemen zodat de cursist weet dat de correctie voor hem/haar bedoeld is. Beter is het om de cursist even overeind te laten komen en dan de correctie te geven, dan kun je, indien nodig, even langs de kant van de baan gaan staan om iets duidelijk te maken. Wanneer je kiest om stil te staan langs de kant moeten je aanwijzingen kort zijn, je hebt simpelweg geen tijd om lange zinnen te roepen. Ook moet je proberen één aanwijzing per keer te geven, zelfs als er meerdere dingen tegelijk niet goed gaan. Je pikt dan de grootste fout eruit en richt daar je aanwijzing op. Iedereen die bij je langs komt moet zich gezien voelen, al is het maar een korte opmerking van: ‘Goed!’, ‘Prima Vera’, ‘Nog iets meer, Jan’, ‘Ja, dat is klasse’. Stimuleer en motiveer!

Goede feedback:
– is opbouwend,
– bruikbaar,
– specifiek
– en kom je na de aanwijzing nog eens op terug.